Ethisch bankieren 2.0 en communicerende vaten

Communicerende vaten

een beetje te veel voor één matras

Bankiers hebben niet altijd een goede reputatie en na de bankencrisis van enkele jaren terug weet iedereen nu wel dat er in die sector een en ander fout gaat. Dat was vroeger niet anders en het feit dat Jezus hevig ontstemd was over de wisselkantoortjes op het tempelplein doet veronderstellen dat het er in Israël niet altijd koosjer aan toe ging: woekerwinst ten koste van de pelgrims.

Antieke munten

Maar in de gelijkenis van de talenten verwijt Jezus indirect iemand dat hij zijn centen niet op de bank had gezet, en dat verrast ons toch. “Had mijn geld dan bij de bank in bewaring gegeven, dan zou ik bij terugkomst mijn kapitaal met rente hebben terug ontvangen.” (Matteüs 25:27 NBV). Maakt Jezus hier reclame voor spaarboekjes? Of moeten we het iets verder zoeken?

 

Het verwijt treft de man die van zijn baas een serieus kapitaal in bewaring had gekregen en dit had ingegraven, wellicht in zijn achtertuin. Vandaag zou hij het geld onder zijn matras verborgen hebben. Hoewel, één talent correspondeert met 25 kilo zilver of 6000 denariën en dat is nogal veel voor één matras! Die man krijgt dus te horen dat hij zijn munten beter aan bankiers had uitgeleend. Straks gaan we dieper in op deze raadgeving.

 

een drastische vereenvoudiging van de genetische code

In de gelijkenis worden drie medewerkers verschillend toebedeeld: elkeen krijgt talenten naar wat hij aankon. De eerste vijf, de tweede drie, de derde één. Er zijn grote verschillen in wat mensen van nature uit, en van thuis uit, meegekregen hebben. Ook de veerkracht en het incasseringsvermogen is heel uiteenlopend. En de omstandigheden van het leven kunnen mee- of tegenzitten. Zoveel ongelijkheid kan de vraag ontlokken “Is dat wel rechtvaardig?”.

genetische code

In de gelijkenis valt in elk geval niets aan te merken op de handelswijze van de baas, want hij geeft, in een sfeer van gecontroleerd vertrouwen, in verhouding tot de capaciteiten van zijn medewerkers. Ook God, die aan de oorsprong ligt van al het leven, kan niet verweten worden dat mensen verschillen van elkaar. Zoiets is onvermijdelijk, want nauw verwant aan het wezen van de vrije mens. Natuurlijk had Hij ons allemaal bijna identiek kunnen maken. Een drastische vereenvoudiging van de genetische code zou wellicht volstaan - over naar de specialisten...

 

één wielrenner volstaat in deze rij

Zo’n gelijkheid is er in de dierenwereld: de schaapskudde kent wel sterkere en zwakkere exemplaren, maar voorts is er niet veel onderscheid. Je vindt daar geen juristen, boekhouders, bakkers en loodgieters... geen kunst, geen wetenschap, geen industrie. Een dergelijke nivellering is evenwel geen optie voor de mensenwereld. God schiep de mens naar zijn beeld en dat beeld is eindeloos complex veelzijdig. Elk mens weerspiegelt, binnen een vrij gelijkend framework, unieke partikeltjes van Hem, en dat in verschillende mate.

Eddy Merckx

Denk maar eens aan de VRT-top 10 van de ‘Grootste Belgen’: Pater Damiaan, Paul Janssen, Eddy Merckx, Ambiorix, Adolf Daens, Andreas Vesalius, Jacques Brel, Gerardus Mercator, Peter Paul Rubens en Hendrik Conscience. Allemaal mensen met totaal verschillende talenten, actief op hoog niveau, maar in andere branches. Gelukkig maar! We waren wel fier op Eddy’s ongewoon gespierde benen, maar één wielrenner volstaat in deze rij. Verwijten we de Schepper die veelzijdigheid en die verschillen? Neen toch!

                                         

Nivelleren is wat Mao Zedong deed bij de culturele revolutie wanneer hij met “de grote sprong voorwaarts” de intellectuelen naar het platteland stuurde. Dictators hebben altijd moeite met originaliteit - met mensen die zelfstandig denken en handelen. Liefst gommen zij dat uit en verruilen zij persoonlijkheden voor zombies die machinaal gehoorzamen. Mao heeft geen problemen opgelost, integendeel, daar is iedereen het nu wel over eens. Een dergelijke dwangmatig opgelegde nivellering ontmenselijkt en is niet het juiste antwoord op de ongelijkheid. Maar wat dan wel? 

 

ongelijkheid hoeft geen probleem te zijn

Ongelijkheid leidt tot problemen indien ik mijn talenten krampachtig voor mijzelf houd… of indien ik ze slechts deel met anderen aan een te hoge prijs, wat ertoe leidt dat de kloof steeds groter wordt. Sociologen noemen dat het Matteüseffect: rijken worden rijker, en armen armer. Die term is ontleend aan Jezus’ conclusie in de gelijkenis van de talenten: “Want wie heeft zal nog meer krijgen, en wel in overvloed, maar wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft nog worden ontnomen.”  Maar Jezus had het uiteraard niet over rijkdom en armoede in de materiële zin. Dat wordt treffend geïllustreerd door de auteur van het evangelie waaruit we hier citeren: de tollenaar Matteüs. Nadat hij Jezus had ontmoet, deed hij afstand van alle materiële rijkdom en stelde hij zich volledig ten dienste van God en van zijn medemens.

Stromae

Ongelijkheid hoeft geen probleem te zijn wanneer anderen mij laten meegenieten van hun talenten. Want ondanks mijn gebrek aan muzikaal talent, waardoor ik geen simpel stroofje weet te componeren, kan ik volop genieten van de genialiteit van Bach en van de originaliteit van Stromae. Ondanks mijn onmacht om met het penseel meer te doen dan een gevel in te strijken, kan ik Rubens’ en Chagalls meesterwerken bewonderen. Mijn twee linkerhanden kunnen ruimschoots gecompenseerd worden door andermans bekwaamheid. Mijn materiële nood kan gelenigd worden wanneer iemand naar mij omkijkt.

 

de mannen die het goed deden

De gelijkenis van de talenten bevat meer diepgang en meer antwoorden op het probleem van de ongelijkheid. Eerst richten we onze aandacht op de “actieve mensen” – de mannen die het goed deden en aan het werk gingen met hun talenten. De meester feliciteert hen met de woorden “... Voortreffelijk, je bent een goede en betrouwbare dienaar. Omdat je betrouwbaar was in het beheer van een klein bedrag, zal ik je over veel meer aanstellen. Wees welkom bij het feestmaal van je heer.”  (Matteüs 25:23 NBV). 

Carte Blanche

De drie mannen mochten de hun toebedeelde centen naar eigen goeddunken besteden. Die carte blanche reflecteert de Bijbelse mens- en maatschappijvisie: de mens wordt slim genoeg geacht om, samen met anderen, binnen de morele krijtlijnen die worden aangereikt, regelen uit te werken voor de organisatie van de samenleving, en aan het werk te gaan.

 

Wat “Voortreffelijk!” beduidt zal afhangen van tal van factoren. Maar bij het evaluatiegesprek wordt in elk geval ook rekening gehouden met de passage die daarop volgt. Want aansluitend zegt Jezus hoe het er bij het laatste oordeel aan toe zal gaan: “Want ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.” …  “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”  (Matteüs 25:35-36, 40 NBV).

 

“Voortreffelijk” houdt dus verband met de vraag of we onze talenten ook gebruiken ten bate van de mens in nood.  We worden niet alleen opgeroepen om onze capaciteiten te benutten. Wetend dat we hoe dan ook onszelf zullen bedienen, worden we hier opgeroepen om die talenten vooral in te zetten voor de medemens, die net als wij honger en dorst heeft, en soms nood heeft aan bescherming en aan een helpende hand. En daar ligt een deel van het antwoord op de aangeboren of verworven ongelijkheid.

 

een systeem van communicerende vaten

We zijn onvolledige sociale wezens die aangewezen zijn op elkaar. We vullen elkaar aan en zijn tot op zekere hoogte ook verantwoordelijk voor elkaar. Zo is het bedoeld en hopelijk voorziet het maatschappelijk kader via fiscale maatregelen en sociale zekerheid reeds een gezonde vorm van solidariteit en (her)verdeling.  Maar ik kan zelf ook, nadat de fiscus gepasseerd is, initiatieven nemen inzake herverdelende rechtvaardigheid. En indien mijn prestaties als CEO, geneesheer, voetballer, loodgieter… door de markt (te) hoog beloond worden, of wanneer ik van huis uit veel heb meegekregen, dan kan ik de lat ongetwijfeld heel wat hoger leggen. Wanneer mensen hun talenten voor een eerlijke prijs en soms ook gratis ter beschikking stellen van elkaar, krijg je een systeem van communicerende vaten, waarbij de overvloed van de ene het tekort van de andere compenseert. 

De gelijkenis van de talenten zal verkeerd begrepen worden wanneer ze niet in de context wordt geplaatst van Jezus’ onderwijs. Want Hij kapittelt iemand als een rijke dwaas omdat hij schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is in Gods ogen: “... Ik heb geen ruimte om mijn voorraden op te slaan ... Wat ik zal doen is dit: ik breek mijn schuren af en bouw grotere, waar ik al mijn graan en goederen kan opslaan, en dan zal ik tegen mezelf zeggen: Je hebt veel goederen in voorraad, genoeg voor vele jaren! Neem rust, eet, drink en vermaak je.”  (Lucas 12: 17 – 19 NBV)  

 

Die manier van spreken lijkt verdacht veel op sommige verhalen van succesvolle ondernemers in onze tijd. De gelijkenis is dus geen publiciteit voor rolmodellen die zichzelf centraal stellen. Door deze kritiek zet Jezus de lijn voort die de profeten hadden uitgetekend, en die geïllustreerd wordt door Jesaja’s uitspraak “Wee degenen die zich huis na huis toe-eigenen, die akker na akker samenvoegen, tot er voor niemand meer ruimte is en zij alleen het land bewonen.” (Jesaja 5:8 NBV).

 

ethisch bankieren 2.0

De spitter - Vincent Van Gogh

Maar hoe zit het nu met die man die zijn talent begroef? De “passieve” medewerker kreeg de raad om zijn centen op de bank te zetten. Voordeel van de bank tegenover de matras is dat de centen in roulatie blijven: ze kunnen nu gebruikt worden door een ander.

 

Maar dan stopt de gelijkenis, want Jezus stopt met spreken. We worden opgeroepen onze fantasie te gebruiken zodat het verhaal in ons eigen leven een vervolg zal kennen. Want uit de gelijkenis kunnen principes worden afgeleid die bruikbaar zijn in alle tijden en culturen, en telkens op aangepaste wijze worden geïmplementeerd, persoonlijk en liefst ook structureel via een rechtvaardige overheidspolitiek.

Die verdere persoonlijke uitwerking kunnen we omschrijven als ethisch bankieren 2.0.  Versie 1.0 heeft als uitgangspunt dat het geld mij toebehoort en dat ik het op een moreel verantwoorde manier moet gebruiken. Met 2.0 zitten we in een ander denkkader: al wat ik ben, al wat ik bezit, al mijn talenten... heb ik via via aan Hem te danken. Alles behoort Hem toe. In 2.0 laten we God ook werkelijk baas zijn. We laten Hem mee beslissen wat er met onze talenten gebeurt. We laten ons, ook wat het openen van de portemonnee betreft, door Hem inspireren.

 

En zo wordt duidelijk wat ik kan doen met talenten die ik om een of andere reden zelf niet kan gebruiken - met geld dat ik zelf niet “nodig” heb. Niet ingraven en niet bewaren onder de matras! Maar ook de letterlijke lezing van de gelijkenis - ik lever het geld in bij het bankfiliaal op het gemeenteplein zodat ik straks beschik over nog meer “onnodig” geld - kan niet de juiste zijn. Neen, de bank staat hier symbool voor anderen die geld te kort hebben. Heel wat non-profit organisaties kunnen prachtige dingen doen met geld dat ik “teveel” heb. Wat Open Doors, Mercy Ships, Artsen zonder Grenzen… en de vele kleine spelers kunnen verwezenlijken dankzij mijn steun, is de interest die God in ontvangst wil nemen. En ook de alleenstaande moeder die van de bijstand leeft en geen geld heeft om de defecte wasautomaat te vervangen, kan die 400 euro echt wel laten renderen!

 

de antithese van de Rijke Jongeling

De Rijke Jongeling

Die lezing sluit aan bij het gesprek van Jezus met een kapitaalkrachtige jonge man: “Jezus keek hem liefdevol aan en zei tegen hem: ‘Eén ding ontbreekt u: ga naar huis, verkoop alles wat u hebt en geef het geld aan de armen, dan zult u een schat in de hemel bezitten; kom dan terug en volg mij.’ Maar de man werd somber toen hij dit hoorde en ging terneergeslagen weg; hij had namelijk veel bezittingen.” (Markus 10:21 - 22 NBV) 

 

Jan Vermeire, stichter van Poverello, heeft die aansporing letterlijk genomen. Na een godsontmoeting verruilde hij het mondaine bestaan voor een leven tussen minderbedeelden. Door zijn bezittingen te verkopen en de opbrengst te investeren ten behoeve van de armen, werd hij de antithese van de Rijke Jongeling. Als na te volgen voorbeeld is dit natuurlijk erg hoog gegrepen: weinigen onder ons zijn daartoe geroepen.

Maar we kunnen Jan Vermeire zien als een eigentijdse profeet die door zijn consequente radicale keuze de waardeschaal van onze wereld ondersteboven keert. Hij vestigt niet enkel de aandacht op de noden, maar vooral ook op wat wij kunnen doen om deze te verhelpen. Elke dag opnieuw worden er in het radio- en tv-journaal terechte aanklachten geformuleerd. Te vaak echter is de aanklacht beperkt tot wat gedaan moet worden door een ander: de overheid, de werkgevers of diegenen die rijker zijn dan ik. De paardenbril zorgt er voor dat vooral wie meer heeft in het blikveld komt te liggen.

 

De profeet zet die oogkleppen af en richt de vraag ook aan mij persoonlijk. Hij vraagt namens God dat ik een tandje bijsteek en vestigt zo de aandacht op de zonde van het nalaten: mijn schuldig verzuim om goed te doen, in evenredigheid met mijn talenten. De profeet Jan Vermeire verrast ons niet door zijn woorden – zovelen klagen aan! – wél door zijn daden. Ook door het feit dat die mateloze vrijgevigheid, samen gaat met een nieuwe zuinige levensstijl. Want wie via ethisch bankieren 2.0 veel in anderen wil investeren, zal zijn eigen consumptie matigen, zodat hij meer kan delen.

 

de interest wordt lang voor de vervaldag uitbetaald

zachte waarden

Passen we het principe van de communicerende vaten toe, dan worden rijkdom en armoede een beetje afgevlakt. Niet enkel op materieel vlak, maar ook wat betreft de zachte waarden. Want op dat terrein is zo’n communicatieve verbondenheid met andere mensen nog belangrijker. Het ene is gekoppeld aan het andere: “Hoe kan Gods liefde in iemand blijven die meer dan genoeg heeft om van te bestaan, maar zijn hart sluit voor een broeder of zuster die hij gebrek ziet lijden? Kinderen, we moeten niet liefhebben met de mond, met woorden, maar waarachtig, met daden.” (1 Johannes 3:17-18 NBV).

 

Bijzonder aan die zachte waarden is natuurlijk dat mijn emotionele rijkdom niet wordt afgevlakt wanneer ik liefdevolle aandacht weggeef. Neen, mijn welzijn wordt net verdiept en geïntensifieerd. De interest komt mij nu al ten goede. Zij wordt lang voor de vervaldag uitbetaald!


Maar stel dat tóch in één van jullie steden iemand woont die arm is. Dan mogen jullie niet hard voor hem zijn door hem niets te geven. Jullie moeten goed voor hem zijn en meer dan genoeg aan hem uitlenen. Geef hem ruim wat hij nodig heeft… Want er zullen altijd wel arme mensen in het land zijn. Daarom beveel ik jullie dat jullie gul moeten zijn voor de arme mensen en voor de mensen die het moeilijk hebben. (Deuteronomium 15:7, 11 BB)